Het afgelopen jaar was een bijzondere periode voor de luchtvaart: door de uitbraak van de coronapandemie is het vliegverkeer wereldwijd sterk gereduceerd. Als we kijken naar Schiphol, dan is dit een afname van 54% aan vliegbewegingen ten opzichte van 2019. Geen of slechts beperkt vliegverkeer betekent minder blootstelling aan vliegtuiggeluid. Dit is een situatie voor omwonenden van Schiphol die ongekend is. Misschien enigszins vergelijkbaar met de kortstondige rust die er was door de IJslandse vulkaanuitbarsting in 2010 die het vliegverkeer dagenlang plat legde, of verder terug met ‘9/11’ in 2001 vanwege de terreuraanslagen. Het verschil is echter dat de huidige pandemie al een jaar zorgt voor minder vliegverkeer in plaats van enkele dagen tot een week.
Nu meer bewust van vliegtuiggeluid?
De vraag die ons bezighoudt: kijken bewoners in een gebied waar normaal gesproken veel geluidhinder is, nu anders tegen de luchtvaart aan? Zijn ze zich meer bewust van wat de geluidimpact van vliegtuigen is op hun dagelijks leven? Of maakt de pandemie duidelijk dat werk stil ligt en vliegreizen naar vakantieoorden of verre familie geen gegeven feit meer zijn als Schiphol op halve kracht draait?
Eind 2020 heeft NLR daarom een opiniepeiling gedaan naar diverse factoren van Kwaliteit van Leven, om beter te begrijpen wat het effect is van minder vliegverkeer op het persoonlijke welzijn. Hiertoe is een groep mensen woonachting rondom Schiphol vergeleken met een groep rondom Utrecht. Er zijn ruim 500 personen uit elke groep (online) geënquêteerd. Beide groepen zijn woonachtig in de Randstad, vergelijkbaar groot en representatief voor de omgeving. Het verschil tussen de groepen is de afstand tot de luchthaven Schiphol. Daarbij is de groep uit Utrecht minder blootgesteld aan overvliegende vliegtuigen.
De resultaten van deze studie zullen later dit jaar in wetenschappelijke tijdschriften worden gepubliceerd, maar we kunnen alvast een tipje van de sluier oplichten. Uiteraard geven beide groepen aan op de vraag ‘voelde u zich gehinderd door vliegtuiggeluid?’ dat ze voor de corona-uitbraak meer gehinderd waren dan sinds de eerste uitbraak in Nederland. En dit verschil is, zoals we verwachtten, groter bij de groep bij rond Schiphol dan bij Utrecht.
We hebben aan deze groepen ook de vragen gesteld ‘hoe keek u aan tegen de luchtvaart voor de COVID-19 uitbraak?’ en ‘hoe kijkt u tegen de luchtvaart aan sinds de COVID-19-uitbraak?’. In absolute zin is de groep rondom Utrecht negatiever ten aanzien van de luchtvaart dan de groep rondom Schiphol. De negatief wordende affiniteit met de luchtvaart is ook al aangetoond in een onderzoek van Motivaction (Luchtvaart in Nederland, Draagvlakonderzoek onder het Nederlands publiek, meting 2020) en eigen onderzoek van Schiphol (Sentiment monitor, Schiphol), maar daar is niet gekeken naar deze groepsverschillen. Mogelijk spelen er economische motieven een rol en zijn omwonenden van Schiphol vaker werkzaam voor de luchtvaart of maken ze meer gebruik van de luchthaven. Dit heeft een grotere invloed dan de negatieve gevolgen van de geluidhinder. Als we tevens kijken naar het verschil tussen voor en sinds de COVID-19-uitbraak, dan zien we dat de groep rondom Utrecht wederom negatiever denkt over de luchtvaart dan de groep rondom Schiphol. Het verschil is bijna twee keer zo groot.
Virus via de luchtvaart naar Nederland
Twee voor de hand liggende aannames zijn te bedenken voor een negatieve affiniteit met de luchtvaart. Ten eerste speelt de klimaatdiscussie en de rol van de luchtvaart hierin een steeds belangrijkere rol. Ten tweede zorgt de pandemie ervoor dat de angst heerst dat het virus via de luchtvaart Nederland binnenkomt. Maar beide redenen gelden voor beide ondervraagde groepen. Het lijkt er daarom op dat een economische of geografische relatie met de luchthaven zorgt voor minder negatieve associaties met de luchtvaart.
Niet-akoestische factoren een verklaring voor Lelystad?
Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de weerstand van de bevolking over de ‘opening’ van luchthaven Lelystad: dichtbij de luchthaven zijn er de grootste economische voordelen voor de bevolking zoals werkgelegenheid en mobiliteit. Deze voordelen van de luchthaven zijn minder aanwezig voor mensen in de buitengebieden, waardoor daar de opinie van de luchtvaart negatiever is. Overheidsbeleid is tot nu toe vooral gericht op het beperken van geluidhinder, wat we ook wel de akoestische factoren noemen. Maar de niet-akoestische factoren spelen een minstens een net zo belangrijke rol bij de publieke opinie over de luchtvaart. Er is nog een lange weg te gaan om het beeld over de luchtvaart te verbeteren. Dit betekent, naast de aandacht voor geluidhinder, ook aandacht voor de klimaatdiscussie en het verbeteren van het vertrouwen tussen luchthavens en omgeving.
Over de auteurs
R&D Engineers ir. Roalt Aalmoes en dr. Barbara Ohlenforst werken binnen Koninklijke NLR samen aan het Europese ANIMA-project. Vragen of reacties? U kunt contact opnemen met Roalt via roalt.aalmoes@nlr.nl, of Barbara via barbara.ohlenforst@nlr.nl.