Ontstaansgeschiedenis NLR
Opkomst (militaire) luchtvaart
Nadat tijdens de Eerste Wereldoorlog het belang van de militaire luchtvaart duidelijk was aangetoond, besloot de Nederlandse Regering aan het eind van 1917 de vliegdienst voor onze landsverdediging aanzienlijk uit te breiden. Een eigen vliegtuigindustrie was noodzakelijk omdat er in oorlogstijd geen zekerheid was over de mogelijkheid tot aankoop van materieel in het buitenland.
Toen men zich op de ontwikkeling van eigen type vliegtuigen ging toeleggen, was het gemis aan technisch-wetenschappelijke kennis bij de vliegtuigindustrie goed merkbaar. Daarnaast hadden de vliegtuigbouwers en de regering behoefte aan hulp bij het omschrijven van de eisen waaraan de vliegtuigen moesten voldoen. Met regelgeving wilde de regering ook het aantal vliegtuigongelukken terug brengen. Dit leidde tot het voorstel voor een Studiedienst voor de Luchtvaart. Na goedkeuring van dit voorstel werd directeur Wolff benoemd.
Oprichting Rijks-Studiedienst voor de Luchtvaart – RSL
Op zaterdag 5 april 1919 vond de officiële opening plaats van de Rijks-Studiedienst voor de Luchtvaart (RSL), gevestigd op de Marinewerf te Amsterdam Noord. De studiedienst had tot taak het uitvoeren van technisch-wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot vraagstukken op het gebied van luchtvaart, die niet door de vliegtuigbouwer of –gebruiker alleen konden worden opgelost wegens gebrek aan apparatuur en gespecialiseerde kennis en ervaring.
De problemen in die tijd hadden in de eerste plaats betrekking op de vraag welke krachten er werken op een zich door de lucht voortbewegend vliegtuig. Ten behoeve van het aerodynamisch onderzoek werd daarom een windtunnel gebouwd die tot 1940 in gebruik was.
De opbouw van een nationale vliegtuigindustrie kreeg een krachtige impuls door de terugkeer naar Nederland van vliegtuigbouwers Fokker en Koolhoven, die zich gingen toeleggen op de bouw van verkeersvliegtuigen. Voor het civiele luchtverkeer, meer nog dan voor de militaire luchtvaart in oorlogstijd, speelde veiligheid een hoofdrol. Daarbij was de focus gericht op het oplossen van technische vraagstukken, waarbij vooral de economische aspecten van groot belang waren. Bovendien bracht de ontwikkeling van de burgerluchtvaart met zich mee dat van Staatswege toezicht moest worden gehouden op de luchtwaardigheid van het vliegend materieel.
Na afloop van de oorlog raakte in 1919 de militaire betekenis van de luchtvaart op de achtergrond. Een groeiende interesse voor de mogelijkheden van het personenvervoer door de lucht ontstond, wat nog in hetzelfde jaar leidde tot de oprichting van de KLM.
Meer focus op wetenschappelijk onderzoekswerk
RSL werd in 1920 als afzonderlijke dienst ingedeeld bij het Departement van Waterstaat. Vanaf dat moment werd RSL belast met het toezicht op de aanbouw en op reparaties van vliegtuigen en motoren, evenals het opstellen en zo nodig wijzigen van technische voorschriften voor het verkrijgen van bewijzen van luchtwaardigheid van vliegtuigen, zweefvliegtuigen en motoren. Tevens werd de controle van sterkteberekeningen, van materialen, van vliegeigenschappen en van de luchtwaardigheid uitgevoerd. Ook voor uit het buitenland ingevoerde vliegtuigen onderzocht RSL of zij aan de gestelde voorschriften voldeden. Pas nadat van de RSL daartoe een gunstig advies was verkregen vond uitreiking plaats van de luchtwaardigheidsbewijzen door het Departement van Waterstaat, in het bijzonder door het Bureau Luchtvaart dat in 1930 werd omgezet in de Luchtvaartdienst.
De RSL, die zowel onderzoekswerk voor de vliegtuigindustrie uitvoerde als de keuring van luchtvaartmaterieel verrichtte, moest worden ontlast van het keuringswerk waardoor meer tijd beschikbaar zou komen voor het wetenschappelijk onderzoekswerk. Het voorgaande was voor het Rijk aanleiding de controle op luchtvaartmaterieel op te dragen aan de Luchtvaartdienst en de RSL om te zetten in een stichting. Op 14 juni 1937 bekrachtigde de minister van Waterstaat het besluit tot oprichting van de stichting Nationaal Luchtvaartlaboratorium (NLL), die het beheer verkreeg over de uitrusting van de RSL.
Al lang was de huisvesting op de Marinewerf – bij de oprichting van de RSL als tijdelijk bedoeld – onvoldoende. Bovendien bestond dringend behoefte aan een nieuwe windtunnel van grotere afmetingen en met hogere snelheden. In 1938 besloot het bestuur tot de bouw van een nieuw gebouw met twee nieuwe windtunnels aan de Sloterweg, de verbindingsweg tussen Amsterdam en Schiphol. Dit gebouw, dat direct na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in nog onvoltooide staat werd betrokken, was begin 1941 gereed.
Wederopbouw vliegtuigindustrie en uitbreiding NLL
De beslissing van de Regering in 1946 steun te verlenen bij de wederopbouw van de Nederlandse vliegtuigindustrie en de daarmee samenhangende oprichting van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling (NIV), maakten dat het laboratorium zich ging voorbereiden op een nieuwe taak. Namelijk die werkzaamheden uit te voeren die direct voor het op gang brengen van de industrie noodzakelijk waren. Dat was mede aanleiding tot uitbreiding en modernisering van het laboratorium.
Door het ontwikkelen van nieuwe meet- en beproevingsmethoden en van de daarbij behorende apparatuur, kon spoedig worden voldaan aan de toenemende behoefte aan medewerking van het laboratorium bij de ontwikkeling en beproeving van de prototypen van de Nederlandse vliegtuigindustrie en bij het oplossen van problemen die zich bij in gebruik zijnde vliegtuigen voordeden.
Een belangrijke ontwikkeling voor het onderzoek was de komst in 1955 van de computer, noodzakelijk voor het oplossen van de vaak zeer complex mathematische vraagstukken. Door uitbreiding van de onderzoeksfaciliteiten en door het ruimtegebrek in de vestiging Amsterdam werd in 1957 een tweede vestigingsplaats in gebruik genomen in de Noordoostpolder.
Ruimtevaart in opkomst
De lancering in 1957 van de eerste (Russische) kunstmaan luidde het tijdperk in van de ruimtevaarttechnologie, waar het laboratorium ook in werd betrokken en waardoor de naam in 1961 werd aangepast. Het NLL ging verder als Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR).
Voor de eerste Europese raketten was NLR verantwoordelijk voor het geleidingssysteem, aerodynamica en metingen in de windtunnel. Met ruimtevaart in het portfolio onderging NLR een enorme groei. De eerste grote Nederlandse bijdrage in de wereldwijde ruimtevaart werd de lancering van ANS, de eerste Nederlandse astronomische satelliet, in 1974.
In 1983 gaat ook IRAS, ‘s werelds eerste infrarood astronomische satelliet de ruimte in. Aan de ontwikkeling van beide satellieten draagt NLR bij. Deze opgebouwde kennis vormt de basis voor steeds nieuwe technologieën op het gebied van satellieten, zoals clusters samenwerkende kleine satellieten.
Ontwikkelingen eind 20e eeuw
De laatste 30 jaar van de 20e eeuw heeft NLR zich vooral gericht op het ondersteunen van Fokker bij het onderzoek en ontwikkeling en het testen van de Fokker 50, Fokker 100 en Fokker 70 vliegtuigen. Moderne onderzoeksfaciliteit kwamen beschikbaar, zoals een grote subsonische windtunnel en simulatoren voor het beproeven van vliegtuigen en vliegprocedures in specifieke situaties en voor luchtverkeersdoeleinden.
Met krachtige computers konden complex mathematische vraagstukken sneller worden opgelost. Een nieuw laboratoriumvliegtuig met straalaandrijving werd aangeschaft, samen met de TU-Delft. NLR werd in die periode steeds meer een internationale speler in allerlei samenwerkingsverbanden. In een ander internationaal verband namen NLR en zijn Duitse zusterorganisatie DLR deel aan de organisatie Duits Nederlandse Windtunnels (DNW).
Het faillissement van Fokker in 1996 had voor NLR tot gevolg dat de werkzaamheden op het gebied van de vliegtuigontwikkeling en vliegbeproeving sterk in omvang afnamen. Dat kon grotendeels worden gecompenseerd door meerwerk op het gebied van vliegtuiggebruik en het benaderen van nieuwe internationale markten.
Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum
De naam van Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium werd in 2016 veranderd in Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum, met behoud van de afkorting NLR. Een naam die beter aansloot bij de rol die NLR in de toekomst wilde spelen. Technologische ontwikkelingen gaan snel en de complexiteit van systemen wordt snel groter. Tegelijkertijd stelt de maatschappij steeds hogere eisen aan veiligheid, duurzaamheid en transparantie, in het bijzonder binnen het werkgebied van NLR. Van NLR wordt verwacht dat kennis voor integrale oplossingen beschikbaar is.
Als onafhankelijke kennisorganisatie voert NLR onverminderd toegepast onderzoek uit voor een breed spectrum aan klantgroepen: ruimtevaart, industrie en operators, defensie en civiele luchtvaart. Zowel nationaal als internationaal. Strategische samenwerkingsverbanden met onder meer bedrijfsleven, universiteiten, andere kennisinstellingen zijn hierin cruciaal.
Koninklijke NLR
De bekroning op het werk van NLR volgde bij het 100-jarig bestaan van NLR op 5 april 2019 als NLR het Koninklijk predicaat toegekend krijgt van Zijne Majesteit Koning Willem-Alexander. De onderscheiding staat voor de kwaliteit en erkenning van NLR als toonaangevend technologisch kennisinstituut op het gebied van lucht- en ruimtevaart in Nederland. NLR mag zich nu Koninklijke NLR noemen.
Dit overzicht is mede tot stand gekomen dankzij de enthousiaste medewerking van oud-medewerkers van NLR en Stichting Behoud Erfgoed NLR.
Wij hebben ons best gedaan om alle rechthebbenden met betrekking tot (foto)materiaal op deze website / nieuwsbrief te achterhalen. Eenieder die meent dat zijn/haar materiaal zonder voorafgaande toestemming hier is gebruikt, verzoeken wij om zich tot ons te wenden.